Overslaan naar inhoud

Kurt Cobain en de paradox van het kapitalisme

In Goede moed: Pleidooi voor een minder bang bestaan schrijft Tim Hofman op een gegeven moment over Kurt Cobain. Over zijn afkeer van kapitalisme. 

Ik was twaalf toen ik voor het eerst Nirvana hoorde. Geen idee meer welk nummer het precies was, maar het raakte me meteen. Kort daarna kocht ik mijn eerste Nirvana-shirt (waarschijnlijk van de H&M, ironisch genoeg), bakte ik voor mijn verjaardag een Nirvana-taart en begon ik met het verzamelen van platen. Want deze muziek klonk niet als de rest. Het klonk oprecht, rauw, boos en verdrietig tegelijk. 

Wat ik toen nog niet wist: Kurt Cobain had een enorme hekel aan het kapitalisme. Hij verafschuwde alles waar het systeem voor stond — status, hebzucht, oppervlakkigheid. In interviews en dagboeknotities sprak hij zich daar openlijk over uit. En dat maakt het verhaal van Nirvana zo tragisch, want hun ongepolijste punkenergie werd juist keihard opgenomen door de machine waar Cobain zo’n hekel aan had.

“I don’t want to be a fucking spokesperson.”

— Kurt Cobain, interview 1992

Hij wilde geen icoon zijn. Geen product. Geen gezicht van een generatie. Maar hij wérd het wel. En dat zat hem dwars. Heel erg zelfs.

Na het grote succes van Nevermind begon Cobain zich steeds meer af te zetten tegen de commerciële kant van de muziekwereld. Voor het album In Utero werkte hij met de compromisloze producer Steve Albini om het rauw te houden, juist níet geschikt voor radio. Hij weigerde interviews met bladen die vooral geïnteresseerd waren in geld of imago. Hij had een hekel aan publiek dat Nirvana leuk vond ‘om de verkeerde redenen’. En het liefst wilde hij optreden in kleine zaaltjes, in plaats van stadions vol mensen die zijn teksten niet begrepen.

Kurt was kritisch op alles en iedereen, maar vooral op zichzelf. Hij worstelde met het feit dat hij invloed had, maar die invloed automatisch gepaard ging met commercie. Dat hij juist beroemd werd omdat zijn haat tegen het systeem zo oprecht was, maakte het extra verwarrend. Alsof je een protestlied schrijft en het vervolgens wordt gebruikt in een reclame voor een frisdrankmerk.

“Punk is musical freedom. It's saying, doing and playing what you want. Nirvana means freedom from pain, suffering and the external world, and that’s what I want.”

— Kurt Cobain

Kurt Cobain zag muziek als iets puurs. Een uitlaatklep. Een manier om iets te zeggen wat je anders misschien niet kwijt kon. Hij vond dat de muziekindustrie dat had verkracht. En dat gevoel — van willen spreken, maar je tegelijk gevangen voelen in het systeem waar je tegen protesteert — bleef aan hem vreten.

Ik snap dat nu veel beter dan toen. Hoe je ergens vol idealen aan begint, en onderweg steeds moet vechten om dichtbij jezelf te blijven. Hoe snel je ergens in wordt gezogen. Hoe moeilijk het is om groot te blijven denken, zonder jezelf kwijt te raken in wat anderen van je willen maken.

Kurt Cobain wilde nooit een merk worden. Maar dertig jaar na zijn dood liggen de Nirvana-shirts nog steeds in de rekken van fast fashion-ketens. En toch… elke keer als ik zo’n shirt zie, denk ik: ja, maar luister dan ook even écht naar wat hij zong.

Goede moed: waarom minder bang zijn begint bij bewustwording
Goede moed: Pleidooi voor een minder bang bestaan van Tim Hofman